Door Henk Schaafsma

 Geplaatst op 24 oktober 2019


 ‘Waar ik meer dan vijf jaar geleden voor waarschuwde, is werkelijkheid geworden’. Deze obligate openingszin kan ik met gemak plakken op veel evaluaties van het overheidsbeleid. Het is al te gemakkelijk om iedere keer achteraf op die manier jouw gelijk te halen. Er moet meer gezegd worden. Maar waar is het wel: de jeugdzorg is bijna failliet, gemeentes kampen met grote tekorten op het zorgdomein en jongeren met ernstige problemen krijgen niet de zorg die ze nodig hebben.

Het was ook op voorhand een ‘mission impossible’.

/File/Id/1532993337

Gemeentes kregen de jeudzorg op een dessertbordje gepresenteerd, waar de vorige overheid, de provincie, het met een boterhambordje al niet voor elkaar kreeg. Ambitieuze wethouders met hun ambtenaren spoedden zich om het wiel opnieuw uit te vinden. Ze vonden het ei van Columbus: de keukentafel. Daar zou voortaan het begin van de oplossing van elk opvoedingsprobleem gevonden worden. Daar was het probleem immers ook ontstaan? Wat die wethouders misschien niet wisten, was, dat al in de negentiger jaren, onder de toen zeer ambitieuze minister van CRM, Eelco Brinkman, het zo-zo-zo- beleid was bedacht: zo dichtbij mogelijk, zo kort mogelijk en zo licht mogelijk moet de jeugdzorg zijn. Zo kan het met minder geld toe. Ook toen was na vijf jaar de conclusie: ernstige problemen in de jeugdzorg los je niet op door er makkelijk over te doen. De pogingen om problemen op te lossen op de plek waar ze begonnen zijn, namelijk in het gezin, hebben in een aantal gevallen zeker succes. De keukentafel is zo gek nog niet voor eenvoudige vragen op het terrein van opvoeding. Maar zeg nu zelf: eenvoudige problemen laten zich in elk systeem oplossen, hoe goed of slecht het is. Het gaat om meer ernstige situaties waar je op het eerste gezicht met goedwillende ouders en goedbedoelde suggesties niet uitkomt. Dat overstijgt een keukentafel die met dessertbordjes gedekt is. Jeugdzorg is nu eenmaal geen toetje.

De redeneerfout bij beleidsmakers zit erin, dat zij denken, dat als je de zaken eenvoudiger voorstelt dan ze zijn, deze ook met minder geld op te lossen zijn. Als dan na vijf jaar blijkt dat het niet werkt, bedenk je een nieuw systeem. Jeugdzorg ging van de overheid naar de provincie en vervolgens van de provincie naar de gemeentes. Het Bureau Jeugdzorg werd uitgevonden, daarna het Centrum voor Jeugd en Gezin opgetuigd. Vereenvoudiging kan per definitie met minder geld. Elk nieuw stelsel ging gepaard met bezuinigingen. En wat hoorde ik deze week Kamerleden roepen? Het Rijk moet weer regie nemen over de jeugdzorg!

Ondertussen ploeteren de werkers in de jeugdzorg voort om onder moeilijke omstandigheden enig licht te brengen in het leven van kwetsbare, vaak beschadigde jongeren. Zowel de zorgvragers als de zorgaanbieders staan onder grote druk: zorg van hoge kwaliteit leveren tegen een lage prijs! Of zoals een collega-directeur ooit tegen de minster riep: ‘U vraagt van ons Bijenkorfkwaliteit tegen een HEMA-prijsje.’ Zelf dacht ik in die tijd vaak aan de oude slogan van grutter ‘De Ruyter’ : ‘en betere waar en tien procent korting’. Soms wilde de overheid je dan nog wel eens wat geld toeschuiven voor een nieuw project op het terrein van de jeugdzorg: dat was dan het snoepje van de week.

Ik zou wel willen, dat er niet meer vanuit geld en systemen wordt gedacht. ‘Meneer de minster, het gaat om kinderen’ riep een andere collega ooit, toen ons het zoveelste systeem werd uitgelegd. De wereld van kwetsbare kinderen is niet in systemen te vatten. De wereld achter onmacht, beschadiging, tekort en mishandeling is niet maakbaar door een systeem tegen lage kosten te ontwerpen. Je komt er niet mee door tegen ouders en kinderen in de jeugdzorg en het speciaal onderwijs te zeggen, dat zij er OOK bij horen en dat je het goede met hen voor hebt.

In onze tijd streven we op veel terreinen naar perfectie: onderwijs, wetenschap, gezondheidszorg en sport. Daar steken we veel geld in, daar maken we goede sier mee. Daar reizen onze ministers de wereld voor over, om onze successen te promoten. In onze gezondheidszorg wordt -terecht- heel veel geld gestoken in de zorg voor te vroeggeboren baby’s, maar ‘downers’ moeten maar beter niet meer op de wereld komen. Het bestaan van wat imperfect is: afwijkend, beperkt, gehandicapt of gewoon lastig, willen we liever maar ontkennen of gedogen. Maar wat goed gaat, redt zichzelf wel. Ook als het onderwijs minder is, redden de intelligente en slimme lieden zich wel. Het is makkelijk scoren als je geld uit de winst voor belasting steekt in Tom, Marjanne, Sven, Ireen en Max. Daar kun je als Jumbo mooi mee thuis komen. Maar ik zou het mooi vinden, dat minister de Jonge zou zeggen: ik ga de komende jaren van de Jeugdzorg een succes maken, daar ga ik trots de wereld mee over. Dat Arie Slob zou roepen: Speciaal Onderwijs wordt ons ‘unique selling point’, daar ga ik nationaal en internationaal mijn focus leggen. Ik zou AFAS willen uitdagen meer geld in projecten voor kwetsbare jongeren te steken dan in AZ. Ik zou Jumbo-Visma toejuichen als er meer geld naar sportprojecten voor gehandicapten gaat dan naar Max en Dumoulin. Dan zou er echt jeugd-zorg geboden worden.

Henk Schaafsma

Kampen, 24 oktober 2019.