Door Henk Schaafsma
Geplaatst op 17 november 2019
De leraren zijn boos en verdrietig. Boos omdat er geen structurele loonsverhoging komt. Verdrietig omdat ze zich niet begrepen voelen. Zij blijven strijdvaardig de confrontatie zoeken. Ook nadat minster Slob zijn uiterste best heeft gedaan om in deze kabinetsperiode een miljard euro meer in het onderwijs te steken. Ik begrijp dat je meer wilt, maar op enig moment zit er niet meer in. Tenminste niet in deze kabinetsperiode. Ik rekende mij wel tot de sympathisanten van de acties. Tenslotte kom ik, net als Arie Slob, van oorspong uit het onderwijs. En hoewel leraar-zijn geen ambt is, blijf je toch voor je hele leven onderwijzer, ook al sta je niet meer actief voor de klas.
Zo’n halve eeuw geleden fietste ik als beginnend gymnastiekleraar aan de mulo met ballen in mijn fietstas van lokaal naar lokaal in Leeuwarden. Een eigen lokaal had ik niet. Ik was nog onbevoegd, maar super-gemotiveerd om met pubers te werken. Dertig lessen per week, half nederlands, half bewegingsonderwijs. Klassen tussen de 24 en 30 leerlingen. Na schooltijd moest ik naar de cursus om in twee jaar tijd de akte l.o. te halen. Mijn lief was onderwijzeres, full-time en haar klas telde 41 leerlingen. Ze hield van haar leerlingen en daarom werkte ze zich een slag in de rondte om alles voor elkaar te krijgen: voorbereiden, schriften nakijken, het bord volschrijven in schoonschrift, thuisbezoeken brengen en overleggen met collega’s. Ze werkte in Hardinxveld-Giessendam, wij zagen elkaar ongeveer eens in de twee, drie weeken, in het weekend, uitgeput. Dus schreven we elkaar brieven. Die eindigden steevast met de zin: ‘Ik zou je graag willen kussen, maar er zit tweehonderdkilometer tussen.’ Mijn verloofde werkte in het lager onderwijs, maar ze verdiende meer dan ik. Ik was immers onbevoegd. Maar, zo verzekerde de penningmeester van de schoolvereniging mij, als ik mijn akte haalde, zou ik over twintig jaar veel meer verdienen dan zij. Het was een wenkend perspectief, dat veel eerder werkelijkheid werd. Toen we trouwden moest zij haar baan opzeggen en kwam ze tussen vier muren te zitten. Zonder baan, zonder inkomen.
Dat waren andere tijden en ik zal ze niet idealiseren. Prediker zegt het treffend: ‘En vraag jezelf niet af waarom het vroeger beter was dan nu. Het getuigt van weinig wijsheid als je daarnaar vraagt.’ (Prediker 7:10.) Wat blijft voor een mens in het onderwijs, is het hart voor het kind. De wil om met dat kind een paar jaar op te lopen op zijn weg door het leven. Het verlangen om samen met het kind van tijd tot tijd stil te staan in verwondering. De wens om het goede te stimuleren en te ontwikkelen naar de volwassenheid. ‘Naar zelfverantwoordelijke zelfbepaling ‘zoals Langeveld ons leerde. ‘Om het in te leiden in betekenissen’ zoals Imelman ons later voorhield. Bij elk onderwijsmens voel je van tijd tot tijd een pedagogische snaar trillen. De toon treffen van een opvoedkundig proces dat ouders en kinderen als muziek in de oren klinkt. Ik vind dat die muziek wel wat harder mag klinken in deze tijd. Bij alle ketelmuziek op het Malieveld, mag de symphonie van opvoeding en vorming veel welluidender ten gehore gebracht worden.
Ik vraag me af of de verwachtingen die beleidsmakers en ouders van het onderwijs hebben nog wel gericht zijn op die waardenvolle kant van het onderwijs. Het gaat in deze tijd om produkties, opbrengsten, toetsresultaten. Het lijkt wel of de CITO regeert. Ouders pressen soms leraren om zich daaraan te onderwerpen. Onderwijs is soms verworden tot een beheersingskwestie. Maar: “Het kind mag in alle drukte niet verloren gaan, “ benadrukte Biesta, hoogleraar pedagogiek, op de jaarlijkse Identiteitsdag van het Katholiek Onderwijs. Hij haalde ook lector persoonsvorming Bram de Muynck aan die stelt dat in de christelijke pedagogiek de ontvankelijkheid gaat boven het beheersingsmotief. “Het is niet zo dat als we het onderwijs beter in onze greep kunnen krijgen (heldere agenda, effectieve interventies, krachtige inspectie) het duurzame burgers zal gaan opleveren. (...)Onderwijs is een scheppend proces. Geen productieproces.”
Als onderwijzer in hart en nieren wil ik ouders en leraren daarvan deelgenoot maken.