Door Henk Schaafsma

 Geplaatst op 10 maart 2016


Het is al weer enige tijd geleden dat ik de film ‘We come as friends’ zag. In een zelfgebouwd, ultralicht vliegtuig vloog de filmmaker Hubert Sauper van Frankrijk naar Sudan om het ontoegankelijke zuiden van het land te kunnen doorkruisen, dat na de oorlog afstevende op onafhankelijkheid. 10% van het land is inmiddels verkocht aan buitenlandse investeerders. Chinezen zochten en vonden olie en biljarten nu in kogelvrije kelders.

/templates/schaafsma/images/schaafsma_friends.jpg

In deze film wordt de geschiedenis van Sudan verteld. Of eigenlijk juist niet. In de film wordt op ontluisterende wijze weergegeven wat niet-afrikanen in Sudan hebben teweeggebracht. Hoe Sudan wordt beroofd van zijn delfstoffen, land en eigenheid. Hoe stammen tegen elkaar op worden gezet omdat hun leiders dollartekens in hun ogen kregen. Verblind door buitenlanders.

Het verhaal is vergelijkbaar met wat er met veel afrikaanse stammen en volken is gebeurd. Noem het kolonisatie, noem het uitbuiting, noem het wat je wilt. Uiteindelijk gaat het om grondstoffen, macht en geld.

Nu gaat het mij om de titel van de film: ‘We come as friends.’ De titel geeft treffend de dekmantel van veel activiteiten weer. ‘We komen om te helpen. We hebben het beste met jullie voor.’ Het is een uitspraak die in vele varianten gebezigd wordt om goede bedoelingen bij de ander op te wekken.

‘Het is voor jouw eigen bestwil’. Het is een echo die tot op de dag van vandaag in mijn geweten doorklinkt. Een restant uit de opvoeding die ik onderging. Het werd meestal gezegd als mijn ouders weer eens vonden dat ik hen ongehoorzaam was. Het was bedoeld als wijze raad. Het klonk als een verkooppraatje.

Ik hoor het de laatste weken opnieuw nu een aantal grote winkelketens op omvallen staan of het onderspit al gedolven hebben. Uitspraken van geldschieters, investeerders, durfkapitalisten, private equity-vermogenden. ’We doen het om V en D, Perry Sport en Scapino te redden. Het gaat ons aan het hart om zo’n mooi bedrijf ten onder te zien gaan.’ “We zijn blij dat we kunnen helpen.’

Ik heb een behoorlijk wantrouwen tegen dergelijke mooie woorden ontwikkeld. Maar al te vaak is het een dekmantel voor kwade bedoelingen. De film ‘we come as friends’ toont het pijnlijk aan. Het ging de Britten niet om de Sudanezen zelf toen ze het land koloniseerden. Het gaat de amerikanen en aziaten niet om de mooie inwoners van het land. Ze bekommeren zich niet om de Dinka en de Nuer, zelfs niet als ze daarbij vermelden dat ze in gods naam komen.

De misvatting is dat vriendschap te koop is. Vriendschap sluit je. Daar zijn twee partijen voor nodig. Vriendschap moet blijken uit jouw gedrag. Je kunt een land, een bedrijf niet binnenlopen door te roepen dat je als vriend komt, terwijl je de wurgcontracten in je achterzak hebt. Dan zal jouw aanbod van vriendschap niet beantwoord worden. Het is opvallend dat die manier van doen ook verkeerde reacties oproept. Mensen reageren vanuit eigen belang. Sudanese stamhoofden zijn te paaien met waardeloze contracten of mooie auto’s. Verkopen hun land vol delfstoffen voor een schotel linzemoes. En bestrijden vervolgens elkaar onderling tot bloedens toe. Met dank aan de nieuwe vrienden.

Geloofwaardigheid en dienstbaarheid: twee pijlers van vriendschap. Als die herkenbaar aanwezig zijn in de benadering van de ander dan kan er vriendschap ontstaan. Gerichtheid op de ander brengt ook in hem het beste naar boven. Dat is wat ik mis bij een aantal investeerders, banken en andere mensen die uit zijn op geld en macht.

Veertigdagentijd. Zes weken lang een echo voor elke dag: ‘Hij kwam om te dienen. Geloofwaardig.’